“Mecenassen heten nu werkbeurzen”

Annemarie Estor ontving in 2023 een werkbeurs voor poëzie. Lees hieronder wat de beurs voor haar betekent en hoe ze haar aanvraag heeft aangepakt.

©

Karim Abraheem

“Sinds mijn achttiende dringen gedichten zich te pas en te onpas aan mij op. Vaak was dat onder werktijd, met alle rampzalige gevolgen van dien. Dat was hanteerbaar zolang het ging om kleine ideeën, die ik snel-snel optekende en buiten werktijd uitwerkte. Maar na de verschijning van mijn eerste twee boeken merkte ik dat het niet meer voldoende was. De ideeën werden groter, veelomvattender, en ik moest tijd in afzondering doorbrengen om mijn gedachten te beschermen tegen de verdwijning in de veeleisende maalmolen van het ‘normale leven’. Ik was blijkbaar niet langer ‘iemand die schreef’, maar ik was ‘schrijver’ geworden: je moet je positie bepalen en je moet die ook steeds herijken in het licht van actuele discussies. En ook is het nodig dat je je boeken een handje de wereld in helpt.”

Professioneel schrijverschap betekent er voortdurend zijn voor je onaffe teksten.

“Ze bespringen je als je je laptop opent, ze roepen naar je vanuit je doucheputje, vanuit het houthok en vanuit je stofzuiger. Volledig openstaan voor de wil en het bestaansrecht van die wezens, en ze een structureel doordacht kader geven, kan alleen maar dankzij mecenassen, en in onze tijd heten die dan werkbeurzen – ik dank de goden dat die bestaan.

Mijn werk ontstaat organisch, want ik ben de uitvoerder van iets wat mij vastgrijpt. Maar het is wel zaak om daar al in een vroeg stadium rationeel op te reflecteren, en onder woorden te brengen, zeker ook voor mezelf, wat dat ‘iets’ dan is, en hoe ik dat het beste vorm kan geven in een boek. Wat voor boek moet dat worden, waaróm moet dat een boek worden, en wat is de brede noodzaak van dat boek? Daarbij praat ik ook met mijn uitgever en redacteur.” 

Wat me bij mijn aanvraag geholpen heeft, waren de rondetafelgesprekken met commissieleden die Literatuur Vlaanderen eind 2022 organiseerde in het Letterenhuis.

“Ik hoorde daar dat de commissie zich vooral een beeld wil kunnen vormen van wat je bezielt, van je eigenheid, je uniciteit. Dat werkte bevrijdend, want eerder was ik wel eens bang dat de werkbeursaanvraag beoordeeld werd op normen die ik niet goed in het vizier had.”