- tekst door Erwin Jans
“Het verslinden van toneelteksten is iets waarvoor zelfs een boekenwurm met boulimia zijn neus ophaalt. Bijna alle lezers vinden theaterteksten wufter dan een gedicht, muffer dan een essay, saaier dan een handleiding voor personeelsbeleid en literair even relevant als een telefoonboek uit een ander werelddeel”, verkondigde Tom Lanoye. Zijn Nederlandse collega, de toneelauteur Don Duyns, is niet veel meer complimenteus voor de toneeltekst en noemde hem ooit ‘het debiele broertje van de serieuze letteren, de mankepoot van de literaire scene’.
Een flinke deuk in het ego van het dramatische genre dat door de Duitse filosoof Hegel aan het begin van de negentiende eeuw nog beschouwd werd als de synthese van epiek en lyriek, met de tragedie als de meest sublieme literaire expressie van de mensheid. Het kan verkeren, dat wist Bredero al.
Theatertekst als underdog
Je kan er inderdaad niet omheen: de toneeltekst wordt lager gewaardeerd dan de roman of de poëzie. Moderne toneelteksten worden niet of nauwelijks bij grote literaire uitgeverijen gepubliceerd, ze worden niet of nauwelijks in de boekenbijlagen besproken, ze krijgen weinig aandacht aan de universiteit en verdwijnen in de literatuurgeschiedenis. Je zal op al die plekken lang moeten zoeken naar Arne Sierens, Paul Pourveur, Pieter De Buysscher of Stijn Devillé om er slechts enkele toneelschrijvers te noemen.
De 'underdog'-positie van de theatertekst geldt in het Nederlandse taalgebied nog meer dan in bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk en Engeland, landen waar er een sterke dramatische traditie bestaat.
Die onderwaardering heeft veel, zo niet alles te maken met de evolutie van het Westerse theater sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, waarbij de theatertekst niet langer meer het ongecontesteerde begin- en eindpunt van het theatergebeuren is. Het theater heeft zich geëmancipeerd van de autoriteit van de tekst (‘Sire, le Mot’). Theater is niet langer de enscenering van een (gecanoniseerd) toneelstuk, maar het resultaat van een complex samenspel van licht, geluid, ruimte, lichamen, beelden en woorden. Een totaalgebeuren met andere woorden.
Het statuut van theatertekst binnen het moderne theater
De eigentijdse theatertekst heeft zich inmiddels losgemaakt van zijn laatste literaire residuen. Toneelschrijvers zijn minder auteurs dan tekstleveranciers voor het theater. Theaterteksten op hun beurt zijn minder autonome teksten dan wel brandstof voor voorstellingen.
Of positiever geformuleerd: de theatertekst heeft zich van de literatuur moeten loskoppelen om een eigen, op de moderne theaterpraktijk afgestemde schriftuur te ontwikkelen. Wat kort door de bocht: de theatertekst heeft zijn hoge literaire ambities moeten opgeven om te kunnen blijven functioneren binnen het moderne theater.
De theatertekst is meer dan ooit een tussengenre dat zijn wankele identiteit moet bevechten op een hele reeks van spanningen die in de twintigste eeuw alleen maar scherper zijn geworden. De theatertekst is innerlijk verscheurd en onderhevig aan een aantal tegengestelde interne krachten die zijn identiteit precair en wankel maken.
Is een theatertekst wel bedoeld om gelezen te worden? Wat is de autonomie van een theatertekst? Is een theatertekst een literaire tekst? Is een theatertekst niet veel meer een ‘partituur’ om uitgesproken of opgevoerd te worden? Krijgt een theatertekst zijn volledige betekenis niet pas in zijn enscenering, zoals een muziekpartituur in zijn uitvoering? Is iedere theatertekst een drama? Kan iedere tekst geënsceneerd worden? Is iedere tekst die je op het toneel hoort uitspreken een theatertekst? Die vragen geven aan hoe breed het terrein is dat we betreden wanneer we het over een theatertekst hebben.
Theatertekst bevindt zich immers in de weinig begerenswaardige positie tussen theater en literatuur. Door de literatuur wordt hij als een randgeval of als een buitenbeentje beschouwd. Als een ‘oneigenlijke’ tekst in de zin dat hij pas volledig tot zijn recht komt wanneer hij geënsceneerd wordt. Maar ook binnen het theater is zoals gezegd het statuut van de tekst de voorbije decennia ingrijpend veranderd. De veelgebruikte term ‘post-dramatisch’ maakt dat duidelijk.
Een performatieve wending met impact
Die performatieve wending heeft een enorme impact gehad op de theatertekst en op het gebruik van tekst in het theater. Van de structuur van het klassieke drama blijft niet veel meer over en iedere tekst kan zich inmiddels aanmelden als kandidaat voor het theater:
[De theatertekst] kan de bewerking van een roman zijn, een collage van niet-literaire tekstfragmenten los van enige narrativiteit, een al dan niet narratief biografisch portret, een filosofisch discours, een hermetisch gedicht, dialogen uit een filmscenario, door de acteurs geïmproviseerd materiaal, reclameteksten, een op de straat afgeluisterde conversatie, zelfs een toneelstuk. Met theatrale genres (komedie, tragedie enz.) wordt geen rekening meer gehouden. Epiek en lyriek zijn in gelijke mate als of zelfs méér dan dramatiek aanwezig op de scène. De eenheden van tijd, plaats en handeling zijn allang opgeschort. Zelfs de contouren van personages vervagen. Elke tekst kan en mag in het theater.
dramaturge Marianne van Kerkhoven over de moderne ‘avatars’ van de theatertekst
Komt daar nog bij dat recente maatschappelijke bewegingen als BLM, dekolonisatie en #Metoo hebben bijgedragen tot een noodzakelijke en kritische herlezing van het dramatische repertoire: te wit, te mannelijk, te heteronormatief ... Dat heeft enerzijds geleid tot uitdagende, vaak zeer persoonlijke herwerkingen van dat repertoire - het beste voorbeeld daarvan zijn de vele recente adaptaties van Griekse tragedies vanuit het perspectief van de vrouwelijke personages - maar anderzijds ook tot een snelle en al te makkelijke afwijzing van de dramatische traditie, zijn vormen en zijn verhalen. Het kind met het badwater dus.
Overleven als toneelauteur
Al die artistieke en maatschappelijke ontwikkelingen laten de eigentijdse toneelschrijver - want die bestaat nog steeds - op z’n minst verweesd achter. Zijn plek is op dit ogenblik de minst benijdenswaardige en de meest onzekere positie in het gebeuren dat theater heet.
Het is geen toeval dat de meeste toneelauteurs schrijven binnen de context van een bepaald gezelschap en meestal zelf regisseur en/of acteur van hun eigen teksten zijn. Het is evenmin toeval dat die eigen ensceneringen vaak ook de enige ensceneringen van die teksten zijn omdat ze voor die specifieke context werden geschreven of in elk geval zo worden gepercipieerd. Los van die context is het immers moeilijk om als toneelauteur te overleven.
Veel later dan de poëzie en de roman heeft de theatertekst zijn klassieke - in casu dramatische - vorm verloren. Hij is enerzijds terecht gekomen in fysieke, visuele, auditieve en multimediale omgevingen die hij niet langer controleert en die niet langer aan zijn betekenispotentieel ontspringen, en anderzijds wordt hij geconfronteerd met een nieuwe omgang met taal, meertaligheid, ritme en met nieuwe emancipatorische bewegingen die de stage claimen. Je zou voor minder in een identiteitscrisis geraken ...
De theatertekst en de toekomst
Wat er ook van zij. De 'theatertekst' is verre van dood. Er worden nog steeds veel theaterteksten geschreven, zij het vaak meer scenario’s en scripts dan zelfstandige teksten Toch hebben zich de voorbije decennia in Vlaanderen een aantal opmerkelijke oeuvres ontwikkeld die op enkele uitzonderingen na niet de aandacht en waardering hebben gekregen die ze verdienden, binnen én buiten het theater.
De theaterauteur is een gemarginaliseerde figuur geworden in het theater. Hij verdient beter dan louter als tekstleverancier beschouwd te worden. Literaire tijdschriften, literaire uitgeverijen, bibliotheken en universiteiten kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Een degelijke repertoirestudie heeft nog steeds een plek binnen regie- en acteeropleidingen, niet in de laatste plaats omdat er uit die opleidingen veel theaterschrijvers voortkomen.
Het Vlaams cultuurbeleid zou de theatertekst als een kwetsbaar genre kunnen beschouwen, zoals het geval is met de poëzie, en er bijzondere aandacht aan besteden.
Er valt veel voor de theatertekst te zeggen. Het is een experimenteerruimte geworden waarin dramatiek, lyriek, epiek en moderne avatars als performance en spoken word in en door elkaar vloeien. De grenzen zijn vloeibaar geworden. De theatertekst is een melting pot van genres en vormen, en misschien precies daarom bij uitstek geschikt om iets te tonen van de culturele en linguïstische melting pot die onze samenleving geworden is.
Hoe de theatertekst van de toekomst eruit zal zien, welke gedaanten hij allemaal zal aannemen en welke (literaire) autonomie hij opnieuw ten opzichte van het performatieve zal verwerven, zal de toekomst uitwijzen, maar mag (en moet misschien) ook voorwerp zijn van breder overleg, planning en beleid. Het kan immers verkeren.