3 misdaadauteurs vertellen: “Zonder het Genrelab was ik niet tot deze thriller gekomen.”

Talent ontwikkelen 12 augustus 2024

In 2022-2023 namen Ines Nijs, Gert-Jan van den Bemd en Tine Bergen deel aan het Genrelab Thrillers. Dat creatief traject van Literatuur Vlaanderen in samenwerking met Dimitri Bontenakel begeleidde ervaren auteurs bij het schrijven van hun volgende roman door middel van feedbacksessies en masterclasses van experts. Het resultaat ligt ondertussen in de boekhandel. 

©

135 mm Leuven

Ines (links) had al twee romans geschreven, van Gert-Jan (midden) waren er drie boeken verschenen, en Tines (rechts) cv telt maar liefst zeven romans voor volwassenen. Wat heeft het Genrelab Thrillers hen bijgebracht? Ze vertellen het met veel plezier.

Waarom heb je deelgenomen aan het Genrelab?

Ines: “Ik heb twee gewone romans geschreven en wilde echt een thriller schrijven. Het is een genre dat ik heel graag lees. Maar hoe moest ik spanning opbouwen? Welk perspectief ging ik kiezen? Die technische aspecten hielden me tegen. Toen de oproep kwam, zag ik een kans. In allerijl heb ik een plot bedacht, want ik moest een dossier insturen. Dat plot is al na een maand of drie volledig gesneuveld (lacht).”

Gert-Jan: “Ik heb maar weinig affiniteit met hard-boiled thrillers met achtervolgingen en schietpartijen. Ik ben meer van de subtiele spanning. De psychologie van de personages is belangrijk voor mij. In de oproep van Genrelab stond dat het breed zou gaan en dat ook werk van pakweg Peter Terrin hierin zou passen. Daar kon ik me wel in vinden.”

Tine: “Bij het schrijven van mijn vorige roman, ‘Kwaad bloed’, was ik mezelf tegengekomen. Ik vroeg me af of mijn manier van werken – pas feedback vragen aan mijn redacteur als mijn boek zo goed als klaar is – wel de beste was. Misschien moest ik bij een volgende roman toch eerst eens brainstormen of af en toe iets aftoetsen. Ik zag de oproep als een uitnodiging om uit mijn comfortzone te komen. Hoe ik tot dan toe had gewerkt, stond immers haaks op het concept van het Genrelab. Ik had nog nooit een synopsis gemaakt, of vooraf nagedacht over mijn personages. Nu moest ik dat ineens wel gaan doen. Ik wilde wel eens zien of dat me zou bevallen.”

Jullie moesten samen met jullie kandidatuur een synopsis insturen. Hoe is het idee voor jullie verhaal ontstaan?

Gert-Jan: “Tijdens een wandeling in Breda zag mijn vrouw hoe een man parkeerde, een parkeerticketje haalde en vervolgens meteen weer verder reed. De week nadien deed hij precies hetzelfde. Toen ze me dat vertelde, zag ik daar meteen het begin van een verhaal in. Waarom koopt die man een alibi? Ik heb toen niet aan mijn vrouw gezegd dat ik iets met haar observatie ging doen. Ze was heel erg verbaasd te lezen dat die observatie het begin van ‘Lex’ (Standaard Uitgeverij, juni 2024) is geworden.”

Ines: “Ik had eerst een totaal andere plot, iets over een vrouw die van een dak viel. Al snel voelde ik dat er weinig enthousiasme was in de groep. Ook mij raakte het te weinig. Uiteindelijk ben ik teruggekeerd naar een onderwerp dat veel dichter bij mezelf ligt. Dat had ik voor mijn vorige boeken ook gedaan. Zo ben ik bij een motorbende gekomen. Dat wereldje interesseert mij. Vervolgens ben ik bij Werchter beland als locatie, ooit zou motorclub Satudarah er een clubhuis hebben gehad. Feit of fictie, het zette mijn fantasie in gang. Bovendien ken ik de streek goed. Van het een kwam het ander. Ondertussen is ‘Born to be wild’ (Standaard Uitgeverij, mei 2024) het eerste deel van mijn Werchter-trilogie.”

Tine: “Toen die oproep binnenkwam, was ik op weg naar het zuiden van Frankrijk. Terwijl ik rondkuierde in de Provence, ben ik gaan nadenken. Welk verhaal zou zich hier in Crestet, het dorpje waar ik verbleef, kunnen afspelen? Over de plot kan ik niet veel verklappen, maar ook de sfeer is bepalend. Vakantie kan heel fijn zijn, maar evengoed is het warm en beklemmend en loop je soms een beetje ambetant rond. Dat wilde ik voelbaar maken. Verder wist ik dat ‘Wat je weten moet’ (Uitgeverij Vrijdag, april 2024) over rouw zou gaan, maar het heeft een paar maanden geduurd voor ik helder kreeg wat ik precies over dat thema wilde vertellen: dat een rouwproces ervoor kan zorgen dat je de verbinding met de werkelijkheid en met jezelf kwijtraakt.”

Een essentieel onderdeel van het Genrelab waren de feedbacksessies waarin de begeleiders en andere deelnemers feedback gaven op jullie manuscripten in wording. Hoe hebben jullie die ervaren?

Gert-Jan: “Ik vond het ook confronterend om een tekst te laten lezen waarover ik zelf nog niet helemaal tevreden was. Meestal maak ik eerst kilometers en ga ik dan pas polijsten. Eigenlijk had ik liever een min of meer afgerond manuscript voorgelegd en dan samen gekeken naar wat er beter kon om het zo naar een hoger niveau te tillen. Nu analyseerden we passages op microniveau, terwijl ik soms zelf ook wist dat het nog niet oké was. Het is alsof je anderen laat proeven terwijl je nog aan het koken bent. Wat kun je met de feedback dat iemand het vies vindt als het eten nog niet gaar is en je het gerecht nog moet kruiden?"

Je stelt je heel kwetsbaar op als je zo’n embryonale versie aan andere mensen laat lezen. Dat was soms een beetje gênant, want je hebt de tekst zelf nog niet kunnen laten rusten. Op zo’n moment vind ik het belangrijk dat er vertrouwen is in de groep, en dat was er absoluut, de sfeer was uitstekend.

Ines

Tine: “Ook voor mij kwam de feedback vaak te vroeg in het proces. Soms kreeg ik vragen waar ik nog geen antwoord op had, vragen waar ik normaal schrijvend het antwoord op zou vinden. Dat kon me soms verlammen. Als er een eerste volledige versie van je tekst is, kun je beter filteren: hier moet ik iets mee, hier moet ik niets mee. Nu probeerde ik met alles en iedereen rekening te houden behalve met mijn eigen stem, dat was niet goed voor mijn tekst.”

Ines: “Jullie hadden meer ervaring dan ik. Ik denk dat ik zonder het Genrelab niet tot die thriller was gekomen. Ik had geen manuscript kunnen laten nalezen, want ik had geen manuscript gehad. Ik was al verschillende keren aan een thriller begonnen, maar het lukte me niet. Ik had die sessies nodig om te kunnen starten. Maar ik erken dat we na drie sessies allemaal verlammingsverschijnselen hadden door de vele feedback. Toen moesten we een beetje afstand nemen en beslissen: wat werkt voor mij en wat niet.”

Een thriller heeft eigen conventies. Het verhaal moet bijvoorbeeld spannend zijn. Welke tips zijn blijven hangen?

Tine: “Dat spannend niet hetzelfde is als ingewikkeld. Het is veel sterker om het bij een of twee verhaallijnen te houden en die goed op te bouwen en uit te werken. Je staat als schrijver dan wel meer in je blootje: er is minder complexiteit om je achter te verbergen.”

Ines: “Ik had zelf het idee om drie vertelperspectieven af te wisselen en zo spanning te creëren. Uit de feedback van de anderen kon ik afleiden dat het werkte. Dat gaf me vertrouwen.”

Tine: “In de laatste sessie zei een van de coaches: ‘Je hebt je stem al gevonden, je moet ze alleen nog gebruiken.’ Ik besefte dat ik het allemaal niet te veel moest overdenken. Ik moest gewoon verder doen en vertrouwen hebben in de beslissingen die ik neem als auteur.”

Gert-Jan: “Het streelt je ego als iemand zegt dat iets goed is, maar eigenlijk wilde ik vooral horen wat er niet goed is, en waarom. Dat is niet fijn om te horen, maar daar kun je wel iets mee. Ik merkte wel dat Vlamingen niet zo gemakkelijk kritiek geven op anderen als Nederlanders (Van den Bemd is Nederlander, red.). Ze zijn meer gereserveerd. Dat vond ik soms wel jammer. In een beschermde omgeving mocht het van mij best wat confronterender. De begeleiders zelf waren wel redelijk direct, maar de deelnemers bleven soms op de vlakte uit angst om elkaar te beledigen.”

Tine: “Ik weet niet of je dat zo zwart-wit mag zien, maar ik denk dat Vlamingen misschien ook de neiging hebben om feedback harder binnen te pakken. Bij mij is dat in elk geval zo.”

De deelnemers van het Genrelab komen bijeen.

Jullie kregen ook masterclasses van thrillerauteurs Toni Coppers en M.J. Arlidge. Wat hebben jullie daaruit opgestoken?

Gert-Jan: “Toni Coppers was erg openhartig over hoe hij het schrijven aanpakt. Ik vond het verfrissend om te horen dat ook hij weleens onzeker is. Met hem zijn we ook dieper ingegaan op de keuze voor een serie of een stand-alone. Aan beiden zitten voor- en nadelen. Wat wil ik? Die vraag stel ik me. ‘Lex’ wordt hier in Breda goed verkocht. Zal ik mijn volgende boek weer in de stad laten afspelen? Ik denk erover na.”

Met een serie kun je lezers aan je binden. Als ze het eerste deel goed vonden, zullen ze de rest van de reeks ook wel kopen. Maar het omgekeerde geldt ook. Als ze het eerste deel hebben gemist, zullen ze later niet meer inpikken. Je werpt dus een drempel op.

Gert-Jan

'The making of': Ines schreef vaak in haar oude Living Legends-trui van Harley Davidson, om in de juiste stemming te komen.

Ines: “Ook ik heb veel gehad aan de masterclass van Toni. Sowieso werk ik erg gestructureerd en zet ik voor ik begin te schrijven vanalles op papier. Dat is sindsdien nog toegenomen. Zo ben ik op zijn aanraden cv’s gaan maken voor mijn personages. Ik weet nu wat hun politieke voorkeur is en wat ze doen op sociale media. Het helpt me om mijn personages gerichter met elkaar te laten praten en me nog beter in hun hoofd te verplaatsen.”

Als auteur bepaal jij uiteindelijk wat je doet met de feedback die je krijgt. Met welke feedback hebben jullie geen rekening gehouden?

Gert-Jan: “Ik kreeg de suggestie om het woord ‘secretaresse’ niet te gebruiken omdat het vrouwonvriendelijk zou zijn. Maar het is Wander, een van mijn personages, die dat woord in de mond neemt. Hij is nogal een hork die zich niets aantrekt van de mogelijke gevoeligheden in de samenleving. Het zou out of character zijn om hem administratief medewerker te laten zeggen. Ik vind ook niet dat je de lezer als een kleuter moet behandelen. Soms mag je al eens woorden gebruiken die shockeren. Maar ik herinner me dat ik een andere passage die ik grappig vond, wel heb weggehaald omdat een van de begeleiders het té vond.”

Ines: “Het heeft niets te maken met het Genrelab, maar een proeflezer had mij vooraf gezegd dat hij hoofdstuk negen er zou uitgooien. Ik was zo gehecht aan dat hoofdstuk dat ik het toch zo heb gelaten. Toen ik hem een recensie-exemplaar stuurde, voelde ik wel schroom omdat ik niks met die feedback heb gedaan.”

Ruim anderhalf jaar na de start van het traject liggen jullie boeken in de winkel. Jullie hebben stevig doorgewerkt. Speelde de formule van het Genrelab dat in de hand?

Gert-Jan: “Als je op je eentje werkt, kun je dingen uitstellen. Nu moest je om de zoveel tijd een flink deel klaar hebben. En omdat er mensen over mijn schouder meekeken, moest het ook meteen goed zijn."

De intensiteit waarmee ik heb geschreven, is duidelijk toegenomen door het Genrelab. Mijn uitgever schrok dat er al een manuscript lag.

Gert-Jan

Tine: “Oorspronkelijk was het zelfs de bedoeling om het feedbacktraject na zes maanden al af te ronden. Maar dat was niet realistisch. Iedereen wilde graag een volledig manuscript kunnen inleveren voor de laatste sessie en daar feedback op krijgen, maar dat had toch wat tijd nodig om te groeien. Voor mezelf weet ik ook dat ik zonder het Genrelab sowieso geen thriller had geschreven. Dat stond niet boven op mijn lijstje.”

Wat nemen jullie van het Genrelab mee bij een volgend schrijfproject?

Gert-Jan: “Het dilemma ‘maak ik eerst een dossier’ of ‘begin ik als een kip zonder kop en kijk ik waar het schip strandt’ is weer opgerakeld. Een tussenvorm is voor mij de beste aanpak. Ik voel er niet zoveel voor om eerst een volledig dossier uit te werken omdat ik vrees dat ik het dan niet meer spannend genoeg zal vinden om het te schrijven. Dan weet ik al waar ik naartoe ga. Maar zomaar beginnen, doe ik ook niet. Die middenweg is scherpgesteld."

Ines: “Ik ben ondertussen aan het tweede deel van mijn Werchter-trilogie bezig en heel regelmatig hoor ik de stemmen van de andere deelnemers aan het traject in mijn hoofd. Zo heb ik de neiging om te veel verschillende elementen in mijn verhaal te willen stoppen. Als dat weer eens gebeurt, is er nu een stemmetje dat zegt: ‘Houd het simpel’. Ik kan mezelf daardoor veel sneller bijsturen. Niemand leest nog echt mee, maar die stemmen zijn er wel. Ik heb ze geïnternaliseerd. Gert-Jan en Tine, soms klinken jullie in mijn hoofd.”

Tine: “Op een zonnige dag, als iedereen vakantie lijkt te hebben en ik in mijn schrijfkamer zit, kan ik soms denken: Wat zit ik hier te doen? Zit er hier eigenlijk iemand op te wachten? Andere mensen leren kennen die daar ook voldoening uit halen, vond ik heel fijn. In het dagelijkse leven vertel ik maar weinig over het schrijven."

©

135 mm Leuven

Door het Genrelab heb ik mensen ontmoet met wie ik die ervaring wel kan delen. Dat geeft schrijfgoesting. Dat vind ik misschien wel het grootste cadeau van het Genrelab.

Tine

Over het Genrelab

De eerste editie van GenreLab richtte zich op misdaadromans en thrillers. Auteur en initiatiefnemer was Dimitri Bontenakel, die de feedbacksessies en masterclasses coördineerde. De twee andere coaches waren John Vervoort en Johanna Spaey. GenreLab werd niet alleen gesteund door Literatuur Vlaanderen, maar ook door Sabam for Culture en de Vlaamse Auteursvereniging (VAV).

Groepsfoto van de deelnemers aan het Genrelab voor misdaadauteurs.