‘Schrijven lukte altijd’, zegt auteur en voormalig Rotterdamse stadsdichter Dean Bowen. Hij heeft het over zijn studietijd, die met drie afgebroken richtingen boeiend ‘maar niet vruchtbaar’ was. Of het vooral de dichter was die in zijn lagere school poëzie kwam maken met de klas, het veelvuldig lezen in het gezin, of de eigen noodzaak om zich te uiten, kan hij niet met zekerheid zeggen. ‘Het begon pas echt voor mij toen ik me toelegde op het schrijverschap.’ Dean zat eerder in de adviescommissie voor literaire projecten en organisaties. Nu gaat hij opnieuw een engagement aan bij de commissie literaire uitwisselingen.
Ik voel me, op mijn achtendertigste, ook een ‘jonge stem’ als dat mag, en die is ook broodnodig in dit soort structuren.
Dean Bowen, lid adviescommissie literaire uitwisselingen
Hoe heb je het tot hiertoe ervaren om commissielid te zijn bij Literatuur Vlaanderen?
"Bij de eerste uitnodiging was ik me goed bewust dat het mijn specifieke culturele achtergrond was die in de weegschaal lag. Ik groeide op in Zoetermeer, Zuid-Holland, maar mijn moeder komt uit Suriname en mijn vader uit Guyana. Gelukkig voel ik me niet beroerd om in een eerder ‘witte ruimte’ te stappen, en ben ik graag de luis in de pels. Al vraagt het wel inspanning, namelijk tijd, en die is voor elke artiest kostbaar. Er is een financiële realiteit waar ik rekening mee moet houden. Maar net omdat de sociale gevoeligheid die ik aan de dag kan leggen zo belangrijk is, woog dat hier minder door. Ik voel me, op mijn 38ste, ook een ‘jonge stem’ als dat mag, en die is ook broodnodig in dit soort structuren. En intussen denk ik dat de collega’s ook mijn literaire capaciteiten naar waarde schatten."
Taal is cultuur, en cultuur is een ruilmiddel. Het enige ruilmiddel dat altijd blijft bestaan, ongeacht de economische context.
Dean Bowen, lid adviescommissie literaire uitwisselingen
Het doel van literaire uitwisselingen is ‘de verschillende regio’s in het Nederlandse taalgebied meer met elkaar verbinden, niet alleen om samenwerking tussen de regio’s aan te moedigen, maar ook om de kennis van die regio’s over elkaars literaire cultuur te vergroten’. Waarom is dat belangrijk voor jou?
"Als je het mij vraagt mogen er meer van dit soort subsidies in het leven geroepen worden, want het zorgt voor verdere culturele ontwikkeling. Taal is cultuur, en cultuur is een ruilmiddel. Het enige ruilmiddel dat altijd blijft bestaan, ongeacht de economische context. Specifiek voor het Nederlandse taalgebied lijken die samenwerkingen me essentieel om elkaars tradities en geschiedenis te ontsluiten. Het is een klein taalgebied, maar de muziek in de verschillende soorten Nederlands is zo gevarieerd. Er zit een potentieel dat we niet mogen verwaarlozen. We moeten er net onze collectieve verbeelding op los laten en zo de relatie met elkaar herschrijven, dieper en gezonder maken."
De productie van literatuur is in de koloniale Nederlanden nauwelijks ondersteund. Is een subsidie dan voldoende om dat vuur aan te wakkeren?
"Misschien kijken we soms nog te veel met een klassieke bril naar productie: de voordracht en het publiek. Je kunt literatuur ook in ander arena’s aanbieden, en daarmee meteen het soort publiek veranderen. Als we die durf hebben, kunnen we blijven enthousiasmeren, en denkelijk de ontlezing tegengaan. Vanuit mijn eigen ervaring met poëzie geloof ik zeer sterk in een alternatieve toegang. Een goed voorbeeld is ook Zulile Blinker die zich in Amsterdam ontwikkelde tot spoken word artieste. Ze verhuisde terug naar Suriname, en startte er Stichting Platform Support Suriname, dat eenvoudigweg een lokaal podium biedt. Maar door de stichting hebben lokale schrijvers de pen opgepakt en zijn ze de ziel van hun land in een andere vorm onder woorden gaan brengen. Een subsidie zorgt zeker mee voor de versnelling."