Toneel is een kunst in het hier en nu

In de kijker 02 oktober 2024
©

Arthur Los Fotografie

“Tom Lanoye (1958) is zonder enige twijfel Vlaanderens meest zichtbare, meest gelauwerde en meest veelzijdige schrijver.” Dat zijn niet onze woorden, maar die van Erwin Jans, dramaturg voor het Antwerpse Toneelhuis. Hij geeft les over theater aan de KULeuven en de Artesis Hogeschool Antwerpen, en schrijft over theater, literatuur en cultuur voor verschillende tijdschriften. Op onze vraag schreef hij dit artikel over het toneelrepertoire van Tom Lanoye. 

Tom Lanoye is romancier, toneelauteur, dichter, essayist, columnist en performer. Hoewel hij vooral bekend is van zijn romans en zijn politiek-polemische stukken, is zijn recente bekroning met de Prijs der Nederlandse Letteren ook een erkenning van het belang van zijn dramatisch werk. Daarin stelt hij morele vragen en verbindt hij de kracht van retoriek met de impact van emotie.    

De angry young man van de Vlaamse letteren 

Lanoye debuteert in de jaren tachtig van de vorige eeuw. Met zijn directe en uitdagende toon, zonder respect voor heilige huisjes, wordt hij al snel de ‘angry young man’ van de Vlaamse letteren. Terwijl hij in zijn beginjaren vooral de nadruk legt op het entertainen en provoceren, profileert hij zich sinds de vroege jaren negentig als het publieke geweten van progressief Vlaanderen.

Hij neemt stelling tegen racisme, tegen discriminatie van homo’s en minderheden, en voor een multiculturele samenleving.

Ook met de situatie in Zuid-Afrika, zijn tweede thuisland, is hij intens begaan. Hij verschijnt regelmatig als gast in actualiteitenprogramma's op radio en televisie, zowel in Vlaanderen als in Nederland, en durft zich expliciet uit te spreken over brandende maatschappelijke kwesties.  

De winkeltoog als podium 

Al sinds het begin van zijn carrière heeft Lanoye een bijzondere band met theater. Zijn moeder was een flamboyante amateuractrice. In zijn veelgeprezen en verfilmde roman ‘Sprakeloos’ (2009) beschrijft hij aangrijpend hoe zijn moeder door een beroerte haar spraak verloor.

Ook de slagerij waarin hij opgroeide, beschouwt Lanoye als een vorm van theater: “Het middenstandsmilieu waarin ik opgroeide, heeft vanzelf iets theatraals. Een winkeltoog is een podium. Dezelfde moppen, dezelfde replieken: geënsceneerde gezelligheid.” Verder heeft hij het over “het pathos van de opera, de hoogmis van de katholieke kerk” als hij de roots van zijn passie voor theater blootlegt.

Lanoye is gefascineerd door de intensiteit, uitvergroting en spiegeleffecten die eigen zijn aan het theater en aan zijn mogelijkheden tot kritiek, groteske en satire.

Niet alleen schrijven, maar ook performen 

Lanoye heeft van in het begin de openbaarheid van het podium opgezocht en is dat tot op de dag van vandaag blijven doen. Zijn aandacht voor cabaret en voor poëzie als performance is een manier om zich af te zetten tegen een al te elitaire en academische opvatting van literatuur. Zijn fascinatie voor het podium geeft hem daarenboven de mogelijkheid om verschillende expressiemiddelen te gebruiken:

Ik ben trouwens geen schrijver maar een auteur. Een schrijver schrijft alleen. Ik zoek alle mogelijke manieren om teksten van mij naar een publiek te brengen.

Tom Lanoye

Gedurende zijn hele carrière maakt hij solovoorstellingen waarin hij gedichten, fragmenten uit zijn romans en scènes uit zijn toneelstukken live brengt, al dan niet begeleid door muziek of in een multimediale context.

De plastische mogelijkheden van het Vlaams 

Zijn eerste proeve van een toneeltekst is ‘De Canadese Muur’ (1989), die hij samen met generatiegenoot Herman Brusselmans schrijft. “Harteloos familiedrama over voetbal, drank en Vlaanderen”, zoals het wordt aangekondigd. Het is een ludiek, satirisch en cynisch stuk waarin niet alleen verwijzingen naar het voetbalspel een belangrijke rol spelen, maar ook naar Hamlet en naar het theaterspel zelf, een stijlfiguur die hij verder uitdiept in latere stukken.

‘Jules en Alice’ (1991) - een bewerking van een van de verhalen uit zijn prozadebuut ‘Een slagerszoon met een brilletje’ (1985) - is een tragikomedie die in flashbacks terugkijkt op de relatie tussen garagist Jules, met een passie voor autowrakken, en zijn vrouw Alice. Voor de taal van zijn stuk maakt Lanoye gebruik van de plastische mogelijkheden van het Vlaams, zoals veel toneelschrijvers van zijn generatie.

Dat geldt ook voor ‘Blankenberge’ (1991). Terwijl in het Vlaamse theater vanaf de jaren tachtig de klassieke theatertekst in vraag wordt gesteld, blijft Lanoye vasthouden aan dramatische conventies als plot, personages, psychologie, conflict en dialoog.

Hij gelooft in de kracht van de dramatische structuur als een geschikte uitdrukking voor de vragen en spanningen van onze tijd.

Tien uur durend taalspektakel 

Lanoye houdt van grote emoties en morele keuzes die zijn personages innerlijk verscheuren én tegen elkaar opzetten. In zijn rijpe drama’s gaat hij op zoek naar het snijvlak tussen het persoonlijke en het politieke. Macht en manipulatie, bedrog en verraad, haat en jaloezie, blinde hartstocht en berekend cynisme: Lanoye schuwt de menselijke, al te menselijke passies niet. Voor de dramatische vertaling daarvan gaat hij in de leer bij de allergrootste toneelschrijvers en bij de eigentijdse theaterpraktijk.

Lanoyes doorbraak als toneelschrijver is het marathonproject ‘Ten Oorlog’ (1999) dat hij met regisseur Luk Perceval maakt. De tien uren durende voorstelling is gebaseerd op vijf koningsdrama’s van Shakespeare over the wars of the roses tussen het huis van Lancaster en het huis van York over de Engelse troon. Lanoye schrijft voor het eerst in vijfvoetige jamben, een metrum dat hij zal blijven verfijnen.

De taal van ‘Ten Oorlog’ is een mengsel, een rap van verschillende talen (Nederlands, Frans, Engels en Duits) en van verschillende registers, vol verwijzingen naar hoge en lage cultuur, poëtisch en vulgair tegelijk, literatuur en straattaal gesampled.

Lanoye overtuigt vriend en vijand met zijn bravourestuk.  

Klassieke werken versus experimenten 

‘Ten Oorlog’ opent nieuwe mogelijkheden voor Lanoye als hertaler en bewerker van grote repertoirestukken. Hij herschrijft de klassiekers vanuit hun eigen retorische tradities (de Griekse tragedies, veel Shakespeare, maar ook Goethe, Tsjechov, Albee ...) naar eigentijdse thematieken in een herkenbaar vocabulaire. Met die methode schrijft hij een aantal van zijn beste stukken. Voor zijn ‘Mamma Medea’  (2001) baseert Lanoye zich zowel op de tragedie van Euripides als op het Argonautenverhaal van Appolonios van Rhodos, omdat hij op die manier ook de voorgeschiedenis van het stuk kan vertellen. Lanoye laat het koor weg en concentreert zich op de harde en meedogenloze confrontatie tussen Jason en Medea. 

Zeker van zijn kunnen, gaat Lanoye ook experimenteren met theatervormen. ‘De Jossen. Val en revival der saamhorigheid’ (2004) is een gekunsteld stuk waarin iedereen Jos heet. Het ondergraaft elke dramatische structuur. Het kan als een monoloog gebracht worden, maar het kan ook gespeeld worden door twintig acteurs. ‘Diplodocus Deks. Triomf der archeologie’ (2004) wordt door de auteur een tragikomedie van de democratie genoemd. Het is het verhaal - achterstevoren verteld - over een gemeenschap die ontwricht raakt door de vooruitgang.  

Maatschappelijk engagement 

Vanaf de jaren negentig komen maatschappelijke thema’s veel meer op de voorgrond in het werk van Lanoye. In zijn romans voltrekt zich een ontwikkeling van ‘kleine’ autobiografisch gekleurde verhalen (‘Een slagerszoon met een brilletje’) naar grote verhalen over de mistoestanden in de Belgische samenleving (‘Het goddelijk monster’, ‘Zwarte tranen’, ‘Het derde huwelijk’) en in onze geglobaliseerde wereld (‘Gelukkige slaven’). De Vlaamse collaboratie tijdens de Tweede Wereldoorlog is een blijvende fascinatie voor Lanoye (‘De Draaischijf’).

Hetzelfde gebeurt in zijn toneelstukken. ‘Fort Europa’ (2005) is een goed voorbeeld. Het is een hybride tekst die bestaat uit zeven monologen van archetypische figuren die voor een enscenering verknipt kunnen worden, maar de tekst kan ook als een novelle gelezen worden. Europeanen kunnen alleen maar echte Europeanen worden door het fort te verlaten, aldus de verrassende conclusie waartoe drie prostituees aan het einde van het stuk komen.  

Hedendaagse thema’s 

Toneel is een kunst in het hier en nu. In de teksten van Lanoye - of ze nu teruggaan op de Griekse tragedies, op Shakespeare of op Tsjechov - klinkt steeds de politieke en maatschappelijke actualiteit door. Zo neemt Agamemnon bij het beleg van Troje in ‘Atropa. De wraak van de vrede’ (2008) woorden in de mond die George Bush jr. en Donald Rumsfeld uitspraken tijdens de invasie van Irak. De politieke discussies in ‘Mephisto for ever’ (2006) verwijzen naar de toenmalige mogelijkheid van een doorbraak van het Vlaams Belang in Antwerpen en naar de morele keuzes waarmee de kunstenaar - in casu de theatermaker - op dat ogenblik geconfronteerd wordt.

In ‘Bloed en Rozen. Het lied van Gilles en Jeanne’ (2011) refereert de ondervraging van Jeanne d’Arc en Gilles de Rais door een geestelijke naar de pedofilieschandalen in de katholieke kerk. ‘Revue Ravage. Dood van een politicus’ (2015) gaat over de maakbaarheid van een politicus en in ‘GAZ. Pleidooi voor een gedoemde moeder’ (2015) komt de moeder van een jihadistrijder aan het woord. In ‘Koningin Lear’ (2015) wordt de oude koning Lear vervangen door een machtige zakenvrouw die haar imperium over haar drie zonen verdeelt en in ‘De Russen!’ (2011) vermengt hij scènes uit ‘Ivanov’ en ‘Platonov’, twee teksten van Tsjechov, en voegt er een aantal nieuwe scènes aan toe.

De moderne klassieker ‘Who Is Afraid of Virginia Woolf?’ van Edward Albee situeert Lanoye in het theatermilieu, wat hem de gelegenheid geeft een inventaris te maken van actuele topics: de spanning tussen het artistieke en het commerciële, het belang van repertoire, de witheid van het theater, de representatie van de vrouw en de ‘allochtoon’, het politieke engagement, het instituut, maar ook de overbetaalde dramaturgen, het publiek dat voortdurend hoest, de theatercritici, de ascetische theaterelite, het post-post-dramatische theater, etc. Alles wordt door de retorische wervelwind van Lanoye’s stuk meegesleurd en door elkaar geschud.

Met ‘Oustfaust’ (2022), een herschrijving van Goethes ‘Faust 1’ en ‘Faust 2’, keert Lanoye terug naar het faust-thema dat hij al in ‘Mephisto forever’ behandelde, maar dit keer laat hij zijn stuk uitwaaieren in veelkleurige scènes en dito personages, ergens tussen videoclip, rapsessie, battle, drag show en performance.

Meester in zijn vak 

Zoals veel hedendaagse toneelauteurs schrijft Lanoye zijn stukken voor een bepaalde toneelpraktijk. Hij weet met andere woorden wie zijn stuk gaat regisseren en welke acteurs de rollen zullen spelen. Hij schrijft bij voorkeur voor grote ensembles. Lanoye werkt met de belangrijkste Vlaamse en Nederlandse regisseurs van zijn generatie als Guy Cassiers, Ivo van Hove, Luk Perceval en Johan Simons. Hij is een van de weinige hedendaagse Vlaamse toneelauteurs wiens theaterteksten organisch tot de literatuur gerekend worden.

Meer nog dan de roman en de polemiek geeft het drama Lanoye de ruimte om zijn retorische virtuositeit, zijn barok gevoel voor drama, zijn zucht naar satire en zijn maatschappelijk engagement te combineren.