Het is haast onmogelijk om over Wards tekenkunsten te spreken zonder het beeld van een tiener op zijn rug voor je te zien. Het is een beeld dat doorheen zijn werk steeds terugkeert, en dat hij zich gaandeweg eigen heeft gemaakt en geperfectioneerd.
Toch waren zijn vroege zines voornamelijk verzamelingen van allerhande gezichten en karakterkoppen (zie: Dieren). Pas later draaiden silhouetten zich hoe langer hoe meer van toeschouwer en buitenwereld weg. Opvallend is wel dat hij hiermee nooit de toegang verloor tot de gevoelswereld van zijn onderwerpen. We voelen vaak des te meer de emoties en kwetsbaarheid in deze beelden, alsof hun gevoelens verborgen liggen in de plooien van hun T-shirts. Als toeschouwer sta je als het ware achter het personage opgesteld om door diens ogen mee te kijken. Samen verzinken we in gedachten, kijken we mee naar de omgeving, laten we onze blik dwalen door de landschappen. Starend in het oneindige zitten deze figuren gevangen tussen het kind-zijn en volwassen worden. De slungelige jonge lichamen in transitie leken vaak het meest geschikte vehikel om de gevoelens te vertalen die Ward in zijn verhalen en/of tekeningen wou overbrengen.