Leestijd: vier minuten
“Voor vertalers is er geen grotere uitdaging”
Drie jaar werkte Jos Vos aan de vertaling van de Japanse klassieker ‘Heike monogatari’, een epos uit de 14de eeuw over de strijd tussen twee machtige clans: de Taira en de Minamoto. ‘De val van de Taira’ (Athenaeum, 2022) neemt je mee op een duizelingwekkende rit door de 12de eeuw. Jos vertelt hoe hij dat monumentale werk voor ons beschikbaar maakte.
Heb je zelf contact opgenomen met een uitgever om het boek te vertalen? “Ja, het was mijn eigen voorstel. Dat ging bij eerdere vertalingen van Japanse klassiekers zoals ‘Het verhaal van Genji’ (2013) en ‘Het hoofdkussenboek’ (2018) ook zo. Omdat er op dit moment bijna niemand anders is die Japanse literatuur van voor 1900 vertaalt, kan ik meestal bij een uitgever terecht. Gelukkig kan ik de Nederlandse uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep nog altijd overtuigen van de waarde van zulke projecten.”
Waarom koos je de ‘Heike monogatari’? “Ik wilde graag eens een ander soort klassieker vertalen. ‘Het verhaal van Genji’ en ‘Het hoofdkussenboek’ werden duizend jaar geleden geschreven door hofdames die vooral het vrouwelijke leven aan het keizerlijke hof beschrijven. Ze waren heel begaan met esthetiek, liefde, emoties en kunst. Ik vond het nu tijd voor een verhaal over mannen die gaan vechten. Ik kende de ‘Heike monogatari’ wel en wist dat die beschouwd werd als een klassieker, maar niet waarom dat zo was. De bestaande Engelse vertalingen vond ik namelijk niet zo leuk om te lezen. Ik wilde zelf onderzoeken wat het boek zo bijzonder maakte en de enige manier om dat te doen was door het zelf te vertalen. In vergelijking met ‘Genji’ heeft het verhaal niet zo’n grote psychologische diepgang, maar het vertelt over het reilen en zeilen van de politieke klassen. Het beschrijft wie wint en wie verliest, maar ook dat dat er uiteindelijk niet toe doet, want alles gaat voorbij. Dat is de boeddhistische les van het boek: de vergankelijkheid van de winnaars en de verliezers.”
Heeft het boek jou dan verrast? “Absoluut, ik was erg onder de indruk van de literaire kwaliteit. Het gaat dan wel over samoeraistrijders die elkaar de keel proberen over te snijden, maar veel van die kerels blijken gevoelige hovelingen te zijn. Ze weten iets van dichtkunst en hebben oog voor de beroemde landschappen die ze op hun reizen passeren. Het verhaal zit dan ook vol lagen. Er is een laag van gruwel en wreedheid, maar ook een van gevoeligheid en verfijning. Zo bevat het verhaal veel toespelingen naar oudere Japanse en Chinese literatuur. Dat fascineert me altijd aan Japanse klassiekers: ze zijn geworteld in een lang verleden en de teksten zit altijd vol driedubbele bodems. Ook de taal in het boek is ontzettend veelzijdig: het bevat verschillende registers en levendige dialogen.”
Hoofse romances, geleerde preken, boeddhistische wonderverhalen, slapstickachtige episodes, dichterlijke reisverslagen, oeroude Chinese legenden en gepassioneerde smeekbrieven – het werk bevat ze allemaal; het is een waar compendium van archaïsche vertelstijlen; voor vertalers is er geen grotere uitdaging denkbaar.
Jos Vos, vertaler Japans-Nederlands
Is de ‘Heike monogatari’ nog steeds bekend in Japan? “Jazeker, de verhalen duiken op in tv-bewerkingen, manga en anime. De figuren in het boek kun je qua bekendheid vergelijken met Robin Hood of Koning Arthur. De taal kun je qua moeilijkheidsgraad dan weer vergelijken met onze ‘Van den vos Reynaerde’.”
Hoe breng je zo’n ouder werk naar een hedendaags publiek aan de andere kant van de wereld? “Het grootste probleem voor mij was de gespecialiseerde woordenschat. Het boek zit vol preken en gebeden van vechtmonniken en de samoerai roepen voortdurend de hulp in van boeddha’s en goden. Daarvoor gebruiken ze bewoordingen die ik niet ken. Ik heb niet met boeddhisten gesproken, maar vooral online opzoekingswerk gedaan. Ik kon me ook baseren op de Engelse en de Franse vertaling. Voor de lezer schreef ik een toelichting voor en na het verhaal, er staan een stamboom en namenlijst in het boek, evenals voetnoten en kaarten. Dat is wel nodig omdat het verhaal best complex is.”
Wie helpt jou om als vertaler te floreren? “Ik heb heel veel gehad aan mijn redacteur Rob Zweedijk. Dat is een ontzettend behulpzame man en hij heeft veel nuttige opmerkingen gegeven om de taal te verfijnen. Als beginnend vertaler moest ik vooral afleren om belgicismen te gebruiken. Dat lukt aardig, maar nu ik al meer dan twintig jaar in Engeland woon, moet ik opletten voor anglicismen. Verder heb ik voor de voetnoten een beroep gedaan op professor Ivo Smits uit Leiden. Ik denk niet dat er buiten Japan iemand is die zo veel weet over oude Japanse literatuur en geschiedenis; ik ben nog geen enkel onderwerp tegengekomen waar hij niets van wist.”
Wat zou jou als vertaler nog kunnen helpen? “Het boek wordt heel lovend ontvangen in Nederland, met prachtige recensies in NRC en De Volkskrant en vijf op vijf hartjes op de site chicklit.nl, waar ik ontzettend trots op ben. Gek genoeg blijft de Vlaamse literaire pers achter. Dat vind ik wel jammer. Gelukkig doet VRT wel moeite om boeken zoals mijn vertaling aan bod te laten komen.”
Wat heeft jou het meest geraakt in het boek? “Het verhaal bestaat uit dertien boeken waarin honderden personages de revue passeren en bijna iedereen van de Taira-clan wordt vermoord of verbannen. In het laatste boek blijft er van die clan slechts één personage over, de voormalige keizerin en moeder van de dode keizer Antoku, een jongen nog. Ze is nog maar dertig jaar en heeft moeten zien hoe iedereen een trieste dood is gestorven. Aan het eind van het boek trekt ze zich als non terug in een afgelegen klooster en beschrijft ze het landschap waar ze doorheen trekt. De omgeving lijkt idyllisch: het is herfst en de natuur is op z’n mooist, maar de beschrijvingen getuigen van een enorme eenzaamheid en verdriet omdat ze alles moet achterlaten. Dat vond ik heel aangrijpend.”
Staat er nog een klassieker op je verlanglijst om te vertalen? “Momenteel ben ik bezig met de vertaling van de verzamelde werken van Basho, de 17de-eeuwse dichter die wordt gezien als een van de grootste haikumeesters. Ik ben er al een jaar mee bezig en probeer tegen Pasen klaar te zijn. Verder zou ik ook het werk van Saikaku willen vertalen. Dat is een tijdgenoot van Basho die erotische schelmenromans schreef. Maar dat is nog verre toekomstmuziek.”
“Onderweg zag ze overal om zich heen veelkleurige herfstbomen, maar al spoedig ging de zon onder – waren de bergen daar dan zo hoog? Droefgeestig klonk het bonzen van de avondklok uit een tempel tussen de velden. De gewassen waardoor ze zich een pad moest banen zaten onder de dauw, zodat haar mouwen nog natter werden dan ze al waren; blaadjes tuimelden door de lucht in de felle wind. De hemel betrok en voor je het wist daalde er een herfstbui neer; in de verte was geroep te horen van een hert, en nu en dan weerklonk het zwakke lied van een krekel. Al die dingen samen riepen een onvergelijkbaar gevoel op van troosteloosheid. Zelfs toen we van kust naar kust en van eiland naar eiland trokken, waren we er zo erg niet aan toe, dacht ze in haar verdriet.
Het klooster lag heel eenzaam tussen bemoste rotsen – precies het soort plek waar ze de rest van haar dagen wilde slijten. Ze keek eens om zich heen: de hagi in de bedauwde tuin was aangetast door de nachtvorst, en de verleppende chrysanten bij de omheining verschoten van kleur – een tafereel waarin ze zichzelf meende te herkennen. Ze ging voor een boeddha-altaar staan en bad: ‘Moge de heilige geest van Zijne Majesteit het volmaakte ontwaken kennen en spoedig een staat van verlichting bereiken’, en de gestalte van haar jongen doemde weer voor haar op – nooit zou ze hem vergeten, hoeveel toekomstige levens haar ook beschoren waren.”